De basisregels van het rekenen
We beperken ons hier alleen tot de basis om het eenvoudig te houden.
Voorbeeld 1
6 + 5 * ( 4 + (3 – 1)2)
= 6 + 5 * ( 4 + 22)
= 6 + 5 * ( 4 + 4)
= 6 + 5 * 8
= 6 + 40
= 46
Voorbeeld 2
100 – 4 * (7 – 4)3
= 100 – 4 * 33
= 100 – 4 * 27
= 100 – 108
= -8
Voorbeeld 3
24 : (18 – (2 * 7)) * 2
= 24 : (18 – 14) * 2
= 24 : 4 * 2
= 6 * 2
= 12
Voorbeeld 4
17+ (2 * (6 – 2)) + (5 * (1-2))
= 17 + 8 + (5 * (-1))
= 25 + (-5)
= 20